-
1 sear
-
2 wilt
n. Wilt (naam)[ wilt]1 verwelken ⇒ kwijnen, verdorren2 hangerig worden ⇒ lusteloos/slap wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 blight
n. aantasten; een vernietigende uitwerking--------v. vernietigen, verwelkenblight1[ blajt] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 afzichtelijkheid ⇒ onooglijkheid, afschuwelijkheid3 vloek♦voorbeelden:3 air pollution is a blight • luchtvervuiling is een plaag/verderfelijk ietscast/put a blight (up)on • een vloek werpen op, een vernietigende werking hebben op————————blight2〈 werkwoord〉2 een vernietigende uitwerking hebben op ⇒ zwaar schaden, verwoesten♦voorbeelden: -
4 wither
v. verwelken, vergaan; doen verwelken/vergaan[ wiðə]2 vergaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen verwelken/verdorren2 doen vergaan/wegkwijnen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Zeit — 1. Ach, du lewe Tît, hadd öck doch gefrît, wär öck rusch e Wiew geworde. – Frischbier, 4158. 2. Abgeredet vor der Zeit, bringt nachher keinen Streit. – Masson, 362. 3. All mit der Tit kumt Jan in t Wamms un Grêt in n Rock. – Lohrengel, I, 27;… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon